Rode wijn dient op kamertemperatuur geserveerd te worden.

 

 

Waar de kamertemperatuur een eeuw of langer geleden ‘s winters 16-18 °C  was is die tegenwoordig al snel 20-22 °C. Vroeger zou het daarom wel een correcte uitspraak zijn geweest maar tegenwoordig niet meer. Rode wijn drinken bij 18 °C is prima. Serveren bij 16 °C zou daarom ideaal zijn. De wijn zal aan tafel slechts langzaam opwarmen en niet snel te warm worden. Vooral wijnen met een hoog alcoholpercentage ( > ca 13,5 – 14 % ) gaan in smaak achteruit bij hogere temperaturen  omdat de alcohol dan teveel overheerst.


Een geopende fles kun je maar beter niet bewaren.

 

 

Eenmaal geopend begint het oxidatieproces. Als dat lang genoeg doorgaat wordt de wijn zuur. Het oxidatieproces is echter op verschillende manieren af te remmen. Door met een vacuümpompje lucht uit de fles te halen is er minder zuurstof beschikbaar voor het oxidatieproces. Een tweede en aanvullende manier is om de vacuüm getrokken fles in de koelkast te bewaren. Bij lagere temperatuur werkt het oxidatieproces veel trager dan bij kamertemperatuur. Zo kun je een fles 2 tot 3 dagen en misschien langer bewaren. Bij gebruik de rode wijn ca 1 uur van te voren uit de koelkast halen zodat deze rond 16 °C is bij het serveren.
Belangrijk: check de kwaliteit van de geopende fles door eerst te ruiken en te proeven.


Witte wijn moet je ijskoud drinken.

 

 

Het is op een snikhete dag wel verleidelijk om heel koude drankjes te drinken. Witte wijn is daar niet zo geschikt voor. Deze laat zijn optimale geur en smaak niet los bij koelkasttemperatuur ( 4°C). Dat gaat al veel beter bij 12 °C. Op zo’n hete dag kun je de wijn trouwens rustig koud inschenken  want in de zon warmt de wijn snel op tot de gewenste temperatuur.


Een oude wijn is van betere kwaliteit dan een jonge wijn.

 

 

De wijnmaker maakt de ene wijn om jong te drinken en een andere zodat die langer houdbaar is. Dat zegt nog niets over de kwaliteit van de wijn. Veel zaken zijn van invloed op die kwaliteit. Zijn de druiven machinaal geplukt of met de hand? Wel of niet uitgeselecteerd? Komt de druif van jonge wijnstokken of juist van heel oude? En vooral: Verstaat de wijnmaker zijn vak? 


Een dure wijn smaakt beter dan een goedkope wijn.

 

 

Prijs zegt niet alles. De prijs van een wijn wordt voor een groot deel bepaald door de druif en de behandeling. Of die wijn jou uiteindelijk goed smaakt is dan nog even af te wachten. We rangschikken een paar redenen die invloed hebben op de prijs:

  • De ene druif geeft een grotere opbrengst per hectare dan de andere. Hoe groter de opbrengst hoe goedkoper de wijn.
  • Oudere wijnstokken geven een lagere opbrengst maar wel druiven met een hogere smaakintensiteit. Hoe ouder de wijnstok, hoe duurder de druif.
  • Druiven worden machinaal geplukt of met de hand. Soms ook nog speciaal geselecteerd of op de ouderwetse manier, met de voet, geperst. Hoe arbeidsintensiever, hoe kostbaarder.
  • In Portugal wordt er voor speciale wijnen 's nachts geoogst omdat de temperatuur dan lager is. Soms worden de druiven ook meteen gekoeld. Dat voorkomt ongecontroleerde gisting. 's nachts oogsten is kostbaarder dan overdag.
  • Rijping op houten vaten. Dit is zowel een investering van geld als van tijd. 

Maar smaakt een dure wijn nou ook goed? Dat smaak heel persoonlijk is komt vooral bij wijn naar voren: duizenden soorten wijn en iedereen heeft wel een eigen favoriet. En die is zeker niet altijd de duurste.
Als een expert een wijn hoog aanprijst maar jijzelf vind het maar niks, vooral niet kopen. Drink wat je lekker vindt.